Geboren in Turkije, in het levendige Izmir,
een stad die nooit echt heeft losgelaten wat in zijn hart was geplant.
Maar zo’n 12 jaar geleden liet hij zich meenemen door iets anders groots:
de liefde.
Vakantieliefde Esther, met haar Hollandse nuchterheid en warme hart.
Ze nam hem niet alleen mee naar Nederland,
maar vooral naar een nieuw leven.
Een leven samen, een gezin.
Met drie kinderen: Sibel, Ayse, en hun kleine jongen Kaan.
Kaan...
Een jochie met een lach die je bijbleef,
en een val die alles veranderde.
Milas verloor zijn zoon,
maar ook een stukje van zichzelf.
Die pijn zat diep.
Die pijn is nooit echt weggegaan.
Iedere dag opnieuw hield hij zijn dochters nét iets dichterbij dan nodig…
omdat hij zo bang was om nóg iemand kwijt te raken.
En wie wil hem dat kwalijk nemen?
Tegelijkertijd bleef hij er gewoon staan.
Voor zijn gezin.
Voor Esther.
Voor Sibel en Ayse.
En zelfs voor zijn vrienden,
voor wie hij gewoon "de sterke Milas" bleef
een knappe vent met een sportief lijf, humor op zak, en altijd klaar om te helpen.
Vraag maar aan Sander of Lucas,
of eigenlijk aan iedereen die hem kende.
Hij werkte hard.
Als vrachtwagenmonteur had hij meer olie aan zijn handen dan rust in zijn hoofd.
En toch vond hij tijd.
Tijd om te leven, om te lachen, om lief te hebben.
Hij had een scherp oog voor wat telt.
En elke keer dat hij terugging naar Izmir ,drie keer per jaar ,
ging hij niet alleen terug naar zijn roots,
maar ook terug naar wie hij óók was:
een zoon, een broer, een man die trots was.
Trots dat hij zijn ouders kon laten zien:
“Kijk... dit heb ik gebouwd.
Met haar, met Esther.
Hier, in Nederland. Mijn thuis.”
Toen kwamen de klachten.
Eerst moffelde hij ze weg.
Je kent het wel: "Komt door het tillen, stress... niks ernstigs."
Tot het ineens wél ernstig was.
Een vakantie in Izmir die pijnlijk eindigde.
Een helse vlucht terug.
En een diagnose die alles stilzette.
Botkanker.
Niet te behandelen.
Niet te stoppen.
Milas, die altijd alles wilde oplossen,
kon dit niet fixen.
En dus werd hij stiller.
Teruggetrokken.
Maar niet voor Esther. Niet voor de meiden.
En ook niet voor zijn vrienden.
In zijn laatste week vond hij iets wat we allemaal zoeken:
berusting.
Rust in het idee dat hij Kaan weer zou zien.
Rust in de belofte aan zijn dochters en Esther:
“Ik waak over jullie. Met hem.
Tot we weer samen zijn.”
Milas was niet zomaar iemand.
Hij was er één uit duizenden.
Een trotse man, een toegewijde vader,
een liefdevolle partner,
en een brug tussen twee werelden:
tussen Izmir en Nederland,
tussen verleden en toekomst,
tussen rouw en liefde.
Laat ons hem herinneren zoals hij was:
met een lach,
met spierballen en een hart van goud,
met tranen die hij niet altijd durfde te laten zien,
maar die er wél waren.
Lieve Milas,
je hebt genoeg gedragen.
Het is goed zo.
Zeg Kaan dat we hem niet zijn vergeten.
En houd je meiden in de gaten,
zoals jij dat altijd deed ,
misschien nu iets lichter, iets vrijer.
Rust zacht, mooie man.